Japan heeft nu het grootste netwerk van waterstoftankstations ter wereld, wat symbool staat voor het vertrouwen van de regering in de toekomst van waterstof en haar inspanningen om de wereld te leiden in de race om waterstof te commercialiseren.

De Japanse gok op waterstof dateert van de oliecrisis van de jaren zeventig, toen het grondig werd onderzocht als onderdeel van een groen energie-initiatief dat bekend staat als Project Sunshine, dat ook zonne- en windenergie omvatte. Sindsdien is de regering blijven investeren in deze nieuwe technologie. Dit jaar heeft de regering bijvoorbeeld een budget van 70 miljard yen om waterstof te bevorderen, en het Ministerie van Economie, Handel en Industrie vraagt 84,8 miljard yen voor het volgende fiscale jaar dat in april begint. Meer dan 30 miljard yen wordt uitgetrokken om de aankoop van waterstof/brandstofcelvoertuigen te subsidiëren.

Japan ziet waterstof niet alleen als belangrijk voor het terugdringen van de koolstofuitstoot, maar ook in termen van energiezekerheid. Japan is sterk afhankelijk van olie die wordt verscheept vanuit het Midden-Oosten en via de scheepvaartroutes in de Zuid-Chinese Zee. De complexiteit van de energiepuzzel wordt nog vergroot door het officieuze verbod op nieuwe kerncentrales sinds de ramp in Fukushima in 2011.

Hoewel Japan de eerste was om de brandstof te omarmen, zijn andere landen dit jaar begonnen het potentieel ervan te realiseren. De komende jaren zullen uitwijzen of het aanvankelijke leiderschap van Japan in de technologie intact zal blijven.

Japan heeft momenteel 166 tankstations die waterstof leveren voor verkoop aan het publiek en andere leveringspunten voor particuliere wagenparken.